Nadat de Panzer Zug 5 was uitgeschakeld - net als de voordien onderschepte Duitse commando's - kwam II./IR.59 in actie, die uit de verderop gestopte troepentrein werd ontladen. Zij werden spoedig ondersteund door de twee 'Vorausabteilungen A en B' van de 19e Infanterie Division, die in hoofdzaak bestonden uit de complete AA.19, versterkt met Pioniere van 1./Pi.19 en een zware PAK van de voor 19.ID beschikbare compagnie Schwere Panzerjäger Abteilung 560 [welke bestond uit vier stukken 8,8 cm en vier stukken 3,7 cm]. De eerste Duitse oversteekpoging ten noorden van de brug werd nog in de kiem gesmoord, de tweede - na een preciese beschieting door lichte en het stuk zware PAK - kon niet meer worden afgewezen. Vier infanteristen van II./IR.59 kwamen om bij de oversteekpogingen.
Oberschütze Riggers was één der gesneuvelden tijdens de oversteekpogingen bij Buggenum.
After the armoured train and the commando's had failed to take the bridge defences near Buggenum, the troops of the follow up troop-train and the two forward formations A en B of 19.ID merged in order to gain a crossing. The forward formations were composed of the entire AA.19 (recce battalion) reinforced with a pioneer company and one piece 8,8 cm heavy AT of s.Pz.Jg.Abt. 560 [in total 4 x 8,8 cm; 4 x 3,7 cm AT guns]. The first German attempt to cross the Maas north of the Buggenum bridge was easily repelled, but the second attempt - after a pin point shelling of the bunkers - was successful south of the bridge. In total four infantry men of II./IR.59 got killed in that action.
Oberschütze Riggers was one of the four KIA at Buggenum during the crossing of the Maas.