Print deze pagina

216. Infanterie-Division

Voorgeschiedenis

216. Infanterie-Division (216.ID), een divisie van de “Dritte Welle”, was een mobilisatie-eenheid “pur sang” die in geval van oorlog opgesteld zou worden in Wehrkreis XI. Begin 1939 bestond de divisie, op een gedeelte van de divisiestaf na, derhalve slechts op papier. Deze divisiestaf, als dekmantel genaamd “Landwehr-Kommandeur Hannover” bevond zich in Hannover en stond onder leiding van Generalleutnant Herman Boettcher. Aan hem toegevoegd waren, behoudens enkele administratieve krachten en chauffeurs, 4 beroepsofficieren.

Deze “divisiestaf” hield zich hoofdzakelijk bezig met het op orde houden van de mobilisatielijst (lees: het personeelsbestand) van de door hen op te richten eenheden en, voor zover mogelijk, het trainen van de hen toegewezen reserve-officieren door voordrachten en planspelen in de avonduren. Toen op 26 augustus 1939 de divisie gemobiliseerd werd, was, zoals de Divisionsgeschichte het verwoordt, het opleidingsniveau “mehr als kümmerlich”. Slechts de toewijzing van een aantal beroepsofficieren in de functie van o.a. bataljons-, compagniescommandant, alsmede de 1. Generalstabsoffizier (Ia) Oberstleutnant i.G. Graß, gaven enig houvast aan de organisatie van deze divisie.

De divisie trok vervolgens, 18.000 man sterk maar met grote tekorten t.a.v. bewapening, uitrusting en gemotoriseerde trein, richting het westen in het gebied van de Eifel nabij de Belgische grens. In de periode tot februari 1940, waarin de divisie nog enkele keren verplaatst werd, werd door Boettcher volop aan de professionalisering gewerkt. Het scherpe ingrijpen leverde hem al snel de bijnaam “Eifelwolf” op. Zijn scherpe blik betreffende het niet functioneren van diverse dienstgraden en zijn reactie daarop werden niet welgevallig ontvangen. Het plaatsvervangend Generalkommando Wekrkreis XI werd in korte tijd opgezadeld met bijna 60 officieren die teruggezonden werden naar de Ersatz-eenheden aldaar. Een officieel overplaatsingsbevel hadden ze niet, Boettcher deed dit mondeling af met het bevel:”Koffers pakken”!.

Eind januari 1940 verplaatste de divisie zich naar het Ruhrgebied. Het hoofdkwartier van de divisie werd gevestigd in Hamborn, waar het uiteindelijk tezamen met 30.ID en 56.ID onder bevel van IX.AK werd geplaatst. In de tussentijd werd met man en macht gewerkt aan het op peil brengen van geoefendheid, uitrusting en bewapening. [1002,1077,1303]

Bewapening

Met betrekking tot de bewapening [1800,1331] is vooralsnog alleen de opgave van 15 april 1940 bekend.

Aangenomen mag worden dat 216.ID, als “Dritte Welle”-divisie en reserve-eenheid, op 10 mei 1940 een niet sterk van de aprilstatus afwijkende bewapening heeft gehad.

Op 10 mei 1940 bestond de bewapening van 216.ID uit:

Soort Type Aantal
pistoolmitrailleur onbekend 110
anti-tankgeweer Panzerbüchse 38 0
zware mitrailleur MG 08 122
lichte mitrailleur MG 13 424
lichte mortier le.Gr.W.36 (5-cm) 0
zware mortier s.Gr.W.34 (8,1-cm) 9
pantserafweergeschut 3,7-cm Pak 35/36 75
Infanteriegeschut 7,5-cm le.I.G. 18 26
Infanteriegeschut 15-cm schw.I.G. 33 0
lichte houwitser 10,5-cm le. Feldhaubitze 18 36 I. - III./AR216
zware houwitser 15-cm schw. Feldhaubitze 18 12 IV./AR216
luchtafweergeschut 2-cm Flak 30 0*
pantserwagens le. Panzerspähwagen 0

* Aan Panzer-Jäger-Abteilung 216 was geen Fla-Kompanie toegevoegd

Gliederung

Een duidelijke omschrijving van de standaard “Gliederung” van een infanteriedivisie werd al gegeven in het hoofdstuk Heer eenheden. 216.ID had echter, behalve een duidelijk gebrek aan gemotoriseerde voertuigen, een van deze standaard afwijkende Gliederung, die we met betrekking tot de voor de gevechten belangrijkste eenheden nader zullen beschouwen. [1800,1331,1067]

Divisie-staf

De staf van 216.ID bestond uit een grote stafgroep met daarbij een beveiligingspeloton (Stabswache), een peloton motorordonnansen (Kradmeldezug) en een kaartenbureau (Kartenstelle).

Infanterieregimenten

216.ID beschikte over 3 infanterieregimenten  met de nummeringen 348 (IR348), 396 (IR396) en 398 (IR398). Deze regimenten hadden allen dezelfde structuur en bewapening.

De regimentsstaf bestond uit een stafgroep, een verbindingspeloton (Nachrichtenzug), een verkenningspeloton te paard (Reiterzug) en een niet-gemotoriseerd pionierpeloton.

De tot een regiment behorende 3 bataljons bestonden organiek elk uit 3 tirailleurcompagnieën [Schützenkompanie] en een zware mitrailleurcompagnie [MG-Kompanie]. Elke tirailleurcompagnie bestond uit een staf en 3 pelotons en beschikte over 12 lichte mitrailleurs  (MG 13). Over lichte mortieren beschikten zij niet. De MG-Kompanie, bestaande uit staf  met 3 pelotons, was uitgerust met 12 zware mitrailleurs (MG 08).  Aan elke MG-Kompanie was één mortiergroep met één 8 cm mortier (s.Gr.W.34) toegevoegd.

De anti-tankcompagnie (Panzerjäger-Kompanie) van elk bataljon beschikte over 12 stukken 3,7-cm Pak 35/36 en 4 lichte mitrailleurs. Het was de enige geheel gemotoriseerde compagnie binnen het regiment.

De Infanteriegeschutz-Kompanie van de bataljons beschikte over 8 stukken 7,5-cm le.I.G.18 met paardentractie.

Verkenningsafdeling

De verkenningsafdeling van 216.ID  betrof een versterkt verkennings-eskadron,de “verst. Radfahr-Aufklärungs-Schwadron 216”. Deze bestond uit een cavalerie-wielrijders-compagnie, bewapend met 2 zware en 9 lichte mitrailleurs, een gemotoriseerd anti-tankpeloton met 3 stukken 3,7-cm Pak 35/36 en een gemotoriseerd peloton licht infanteriegeschut met 2 x 7,5-cm le.I.G.18.

Anti-tankafdeling

De antitankafdeling, Panzerjäger-Abteilung 216, was volledig gemotoriseerd en bestond uit een staf met verbindingspeloton en 3 compagnieën bewapend met 12 stukken 3,7-cm Pak 35/36 en 6 lichte mitrailleurs (MG 13). Aan deze afdeling werd, zoals eerder benoemd, geen Fla-Kompanie toegevoegd.

Artillerieregiment

Het Artillerie-Regiment 216 was een bereden regiment met twee gemotoriseerde meteogroepen, een verbindingsgroep en een gemotoriseerde kaartengroep alsmede als gevechtseenheden drie middelzware afdelingen met elk een verbindingsgroep, een meetgroep en ieder drie batterijen met elk vier stukken van het oudere 10,5 cm veldgeschut le.FH.16 en 2 lMG’s. Daarnaast beschikte het over een bereden zware afdeling met een verbindingsgroep, een meetgroep en drie batterijen met ieder 4 stukken 15-cm schw. Feldhaubitze 18 en 2 lMG’s.

Pionierafdeling

Het Pionier-Bataillon 216 was bereden. Het bestond uit een staf, drie met 9 lichte mitrailleurs bewapende pioniercompagnieën met bijbehorend materiaal en de lichte pionier kolonne.