Print deze pagina

Kritieken op derden

Introductie

Zoals er kritiek is van lezers of deskundigen op de inhoud van deze website, zo is er ook aanleiding om kritiek te geven op bepaalde media. Er is in Nederland sterk de neiging bepaalde boeken of bronnen als maatgevend te aanvaarden als het aankomt op mei 1940. Zo kan een ieder objectief vaststellen dat talloze boeken, standaardwerk of niet, voort borduren op gedateerd onderzoek. Een dergelijk proces leidt tot het overnemen van andermans waar- en onwaarheid.

Lange tijd is er alle aanleiding geweest bepaalde oudere onderzoeken als zeer zwaarwegend te laten gelden bij het publiceren over mei 1940 (en aanloop). Het ging dan met name om het portfolio aan onderzoeken van de voormalige Generale Staf, sectie krijgshistorisch onderzoek. Binnen die sectie waren allerhande (later) bekende opperofficieren werkzaam. De generaals Van Hilten, Wilson, Nierstrasz en Calmeijer hebben hun steentje bijgedragen. Zij waren het ook die de redactie van de Militaire Spectator tijdens en kort na de oorlog van artikelen voorzien zouden. Vervolgens waren zij tijdens en na de oorlog betrokken bij de onderzoeken die leiden zouden tot de militairhistorische onderzoekingen naar de gebeurtenissen in mei 1940 (in het bijzonder). Bredere ambities kwamen nauwelijks - buiten een publicaties over de Binnenlandse Strijdkrachten - tot wasdom. Deze serie in groene kaft gebundelde officiële publicaties werd bekend als 'het Stafwerk' en 'de Groene Serie'. Ook wel als het onderzoek van 'Nierstrasz', naar de generaal die al in mei 1940 werd belast met de onderzoekingen naar de krijgsverrichtingen en dit - na in 1942 gedwongen te zijn gestopt - naoorlogs voortzette.

Doordat een betrekkelijk kleine groep generatiegenoten van de Generale Staf de krijgsverrichtingen onderzocht én de Militaire Spectator bestierde, lag het gevaar van 'besmetting van de berichtgeving' onwillekeurig op de loer. Daar was het evidente gevaar van de afscherming van de eigen gilde (in cathedra) en de paradigma vorming van de gekozen stijlfiguren en onderzoeksmethoden. Deze kunnen heel goed onbedoeld (zijn) ontstaan. Zoals ze bij ieder mens bewust of onbewust tot stand komen. Om een sprekend voorbeeld van zo'n selectief patroon - en zijn gevaren - te ontwaren, zou men eens moeten kijken naar de door de MS redactie uitgelichte strijdlocaties en de aantallen dapperheidsonderscheidingen. Daar waar de gevechten minder bekendheid genoten, waren veel minder dapperheidsonderscheidingen te noteren. Had men elders daarom minder dapper of minder doortastend gevochten?

Tweede generatie geschiedschrijving

De Groene Serie vormde voor twee prominente onderzoekers/auteurs een wezenlijk fundament van hun werk. Dat was het geval voor Lou de Jong's tweede (Neutraal) en derde deel (Mei 1940) van het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog en voor het gehele oeuvre van Eppo H. Brongers. De Jong verliet zich vrijwel geheel op de Groene Serie. Brongers vulde dit aan met eigen onderzoeken, zeker in latere herziene drukken van zijn werk, toen onder meer hijzelf aanvullende Duitse bronnen had kunnen onderzoeken.

De Jong zijn werk was de eerste 'formele' kennismaking van gewone mensen met de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog. Voordien was men weliswaar thematisch wel eens op iets gestoten of was men in kranten of tijdschriften artikelen tegen gekomen, maar het derde deel van De Jong, dat gevolgd werd door de bekende televisie serie over de oorlog, leidde tot een eerste informatie impuls aan de gewone Nederlander. Met graagte nam men kennis van de informatie, want de straten waren leeg als Lou de Jong op televisie verscheen met een van de delen van zijn documentairereeks.

Eppo Brongers, beroepsmilitair en al betrokken bij de stafwerkonderzoeken voor de luchtstrijdkrachten die onder leiding van de heer Molenaar tot stand kwamen, sprong bovenop de kans om de gretigheid die Nederlanders toonden om meer over de meidagen te weten te komen te bevredigen. Hij zou een lange reeks boeken schrijven over mei 1940, waarbij de meeste theaters zouden worden behandeld.

Brongers kreeg bij veel kritikasters echter al gauw de naam een kroniekschrijver te zijn, die de zaken mooier voorstelde dan ze waren. Dat hij de verrichtingen van Nederlandse militairen selectief optekende en Duitse macht en middelen zwaar overdreef. Dat deerde de ijdele beroepsofficier niet zo, hoewel hij talloze conflicten met andere historici zou krijgen over zijn visie en presentatie. En niet alleen om de inhoud van zaken, ook zijn wijze van debatteren over zaken. Brongers bevestigde het oordeel van zijn critici omtrent zijn missie echter zelf op impliciete wijze. Nooit zou van zijn hand een werkstuk over Zeeland verschijnen. Als er één theater was geweest in mei 1940 waar de Nederlandse krijgsgeschiedenis inderdaad geen enkele eer kon optekenen, dan was dit Zeeland. Volgens critici van Brongers geen toeval dat de rehabilitatie gedreven Brongers daarom over bij uitstek Zeeland niets zou schrijven.

Brongers zou veel van zijn ongenuanceerde eerste drukken, waarbij onder meer de mythe van de Afsluitdijk zou worden gecreeërd (honderden Duitse doden, versus de werkelijkheid van slechts vijf), later herstellen. Op veel terreinen maakte hij een ontwikkeling door. Zijn meest recente drukken zijn boeken die historisch gezien waardevol zijn, maar waarin door goed geinformeerde historici of lokale historische kringen, nog duidelijk patronen van selectief analyseren zijn te herkennen.

Neemt niet weg dat Brongers met zijn oeuvre hele generaties bij de strijd in Mei 1940 betrok. Zijn 'oorlog in de huiskamer' benadering leidde tot lezers die zelf het veld in gingen om de sporen te zoeken. De abstractie van De Jong werd door Brongers tot een schouwspel gemaakt waar de lezer in mee werd genomen. Het cynische, moreel beladen werk van De Jong, bracht Brongers tot de overtuiging dat de militairen die anno mei 1940 in de loopgraven hadden gelegen rehabilitatie verdienden. Daarmee werd Brongers bij uitstek onder veteranen een veel en graag geziene historicus. Met verve kon hij les geven of menigten toespreken, met kwinkslagen anders denkenden nihiliseren. Zoals zijn toehoorders genoten van Brongers zijn kronieken, zo genoot de meester van de aandacht. Zelfgenoegzaamheid en ijdelheid lagen op de loer en beïnvloedden zijn werk. Er werd welbewust vastgehouden aan eigen beleving en analyse. Talloze Nederlandse onderzoekers, beroepsmatig of puur lokaal georiënteerd, kennen de bitse afwijzingen van de ijdele meester, die in eigen waarheden is gaan geloven en voor objectievere inzichten zo goed als verblind is geworden.

Huidige generatie 

Sinds in 1990 'Mei 1940 - de strijd op Nederlands grondgebied' van het NIMH uit is gekomen, zijn we in een nieuw era terecht gekomen. Het boek dat onder eindredactie van de directie van het toenmalige IMG (Instituut Militaire Geschiedenis) stond, en bestond uit Piet Kamphuis en Herman Amersfoort, leidde eind jaren negentig tot grote ophef. Het was een boek dat samengesteld was uit diverse thematische hoofdstukken, geschreven door (grotendeels) academisch actieve historici. Het werk kwam tot stand in een era waarin een grote verschuiving in de geschiedschrijving ontstond. Er werd meer aandacht gegeven aan contemporaine bronnen, het verschuiven van de zwart/wit schaal naar vele grijstinten en het ontmythologiseren. In alle landen werd een trend waargenomen dat zaken eindelijk eens benoemd mochten worden en ook kritisch naar eigen handelen mocht worden gekeken.

Volgelingen van die nieuwe stroming waren de toenmalig prominente historici als Hans Blom, Herman Amersfoort en Piet Kamphuis. Ook andere historici werden in deze nieuwe trend meegenomen. Zodoende ontstond ook de voedingsbodem voor overcompensatie. Die vond men door zich te vergalopperen ten aanzien van Duitse en Nederlandse (oorlogs)misdaden tijdens de meidagen. Het hoofdstuk over het veldleger, waarbij de slag om de Grebbeberg werd behandeld, bevatte een aantal passages over oorlogsmisdaden die verkeerd landen zouden. In een concluderend hoofdstuk werd gesteld dat het met die Duitse oorlogsmisdaden verhoudingsgewijs wel mee was gevallen; dat in verhouding de partijen even vaak het oorlogsrecht hadden geschonden. Daarmee werd niet alleen een conclusie getrokken die kwalitatief onhoudbaar was, maar tevens werd een grote schare veteranen diep getroffen. Het zou leiden tot een kleine revolte, geleid door een verteraan en slachtoffer van een oorlogsmisdaad die in de voorposten van de Grebbelinie bij Rhenen had gevochten. In 2000 kwam het zo ver dat deze veteraan, gesteund door Eppo Brongers, de Stichting de Greb en met getekende petitie van tienduizenden veteranen de Staat voor de rechter daagde. Rectificatie werd geëist. De eis werd afgewezen, maar de ondertoon was duidelijk. Defensie zou inschikken.

In 2005 kwam de langverwachte tweede herziene druk. Het leidde tot opgeluchte veteranen. Hoewel - zoals verwacht - niet erg uitdrukkelijk werd gerectificeerd, gebeurde dit desondanks door de gewraakte passages weg te laten of verstandiger te formuleren. Onderwijl echter meende de nog immer gepikeerde Herman Amersfoort toch het laatste woord te moeten hebben en produceerde, onder eigen naam maar met steun van het NIMH, een boekje over oorlogsmisdaden in mei 1940. Het was voor alle intimi duidelijk dat de druiven zuur waren voor deze gekrenkte professor. Het toont maar weer eens aan hoe geschiedschrijving niet gespeend is van ijdelheid der vertellers!

Ondanks het ontmyhtologiseren en het moderniseren van de analyses aangaande de gebeurtenissen in mei 1940, slaagde (en slaagt) 'Mei 1940' er ook niet in om werkelijk nieuwe wijn aan te bieden. In veel opzichten is het 'oude wijn, in (telkens) nieuwe zakken'. Het thans in vierde druk (de derde druk was Engelstalig) uitgegeven 'Mei 1940' zou een herziene versie zijn, maar is dat vooral voor de verkoop. Inhoudelijk is het de tweede druk op herhaling. Aanvullend onderzoek is er al ruim 20 jaar niet gedaan en dat blijkt.

Het NIMH, dat een sterk geprofessionaliseerde organisatie heeft gekregen onder de bezielde leiding van Piet Kamphuis, heeft tegenwoordig ook andere doelgebieden. Nederland doet mee aan eigentijdse conflicten en daaruit willen we leren en optekenen. Het NIMH dient zich in een immer krimpende defensieomgeving te blijven manifesteren en daarbij is WOII niet sexy meer. Het stelt in elk geval geen ministers tevreden en daarom is het een (belangrijke) bijzaak geworden. Begrijpelijk, in veel opzichten.

Daarmee is het aan serieuze privepersonen of organisaties om de geschiedschrijving voort te zetten. Eén van de manieren daarvoor is het gefundeerd bekritiseren van bestaande geschreven bronnen en boeken.     Â